Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En gij zult tot het volk [54]des lands zeggen: Alzo zegt de Heere HEERE, van de inwoners van Jeruzalem, in het land Israels: Zij zullen hun brood [55]met kommer eten, en hun water zullen zij met verbaasdheid drinken, [56]omdat [57]hun land woest zal worden [58]van zijn volheid, vanwege het geweld van al degenen, die daarin wonen; 54. Namelijk van Chaldea. Hij verstaat de Joden en Israelieten, die daar als gevangenen woonden. Dezen was het zeer voordelig te horen, hoe het nog met Jeruzalem gaan zou. Want het was hun leed, verleid zijnde door de valse profeten, dat zij door den raad van Jeremia hun vaderland verlaten en zich hunnen vijanden overgegeven hadden. 55. Dat is, zeer bekommerd, verslagen en verbaasd zijnde over de onverwachte en vreeslijke ellenden, die hen tevens zullen overvallen. 56. Dat is, opdat zij daaruit verstaan mochten dat niet alleen de stad belegerd, maar ook het ganse land verwoest zou worden. 57. Versta, het land van Jeruzalem, te weten waarin deze stad gelegen was, en waarover zij heersten. 58. Dat is, van hetgeen waar het vol van is, alzo Ps.24:1. Versta, allerlei overvloed en rijkdom, die van den vijand weggenomen zou worden.